This is a New Batavia article. Click here for more information.

Constitution of New Batavia/Constitution of the Fourth Republic

From MicrasWiki
< Constitution of New Batavia
Revision as of 16:47, 13 March 2021 by Frans (talk | contribs) (→‎Stukken: amendment 2021)
Jump to navigationJump to search

Coat of arms of New Batavia.png

Law of New Batavia

Grondwet van de Vierde Republiek
Islamic Diwan positive
Majlis-ash-Shoera 2020-11-19
President 2020-11-19
Referendum 2020-11-30
Executive Decrees
Escutcheon New Batavia.png

Fourth Republic Era
2020-present

Nation name Islamic Republic of New Batavia
System of government parliamentary democracy
Executive
 - head-of-state President
 - head-of-government Grand Vizier
Legislative unicameral system
 - house name Majlis-ash-Shoera
Judiciary
 - highest court Supreme Court
Advisory
 - advisory council Islamic Diwan


Gecoördineerde versie

Preambule

فَتَعَٰلَى ٱللَّهُ ٱلۡمَلِكُ ٱلۡحَقُّۖ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ ٱلۡعَرۡشِ ٱلۡكَرِيمِ

Verheven is Allah, de ware Koning. Er is geen God behalve Hij, de Heer van de aanzienlijke troon. (23, 117)

Hoofdstuk 1. Grondbeginselen van de staat

Artikel 1. Soevereiniteit behoort alleen toe aan Allah. Het heilig stadhouderschap van de mens op aarde dient uitgeoefend te worden binnen de grenzen van Gods wet. De burgers van Nieuw-Batavië zullen dit stadhouderschap uitoefenen zoals bepaald in deze grondwet.

Artikel 2. Nieuw-Batavië is een democratische en islamitische republiek op Micras.

Artikel 3. De vier staatsmachten van de Republiek zijn gescheiden van elkaar. Een ambt in de ene staatsmacht is onverenigbaar met een ambt in een andere, behalve in de uitzonderingen door de grondwet bepaald.

Artikel 4. De vier staatsmachten zijn: de wetgevende macht, de uitvoerende macht, de rechterlijke macht en de adviserende macht.

Artikel 5. De hoofdstad en de zetel van de regering van de Republiek is Lucerne.

Artikel 6. De taal van de Republiek is het Nederlands.

Artikel 6 bis: Het zal voor multilaterale verdragen toegestaan zijn om deze verdragen in een andere internationale taal dan het Nederlands aan te nemen.

Artikel 7. Het devies van de Republiek is “Vrede, Vrijheid, Verdraagzaamheid”.

Artikel 8. Het gebruik van de nationale symbolen wordt geregeld door de wet.

Hoofdstuk 2. Rechten en plichten van de burgers en van de publieke overheid

Paragraaf 1. BASISBEGINSELEN VAN DE SAMENLEVING

Artikel 9. De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens alleen deze grenzen die aan de andere leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen alleen bij wet vastgelegd worden.

Artikel 10. De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand kan gedwongen worden te doen, wat de wet niet verordent.

Artikel 11. De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.

Artikel 12. Enkel de wet regelt hoe het staatsburgerschap verkregen en verloren wordt.

Artikel 13. Geen bepaling zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze grondwet genoemd, ten doel hebben.

Paragraaf 2. GRONDRECHTEN

Artikel 14. Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze grondwet opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte, seksuele voorkeur of andere status.

Artikel 15. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.

Artikel 16. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden.

Artikel 17. Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden voor de wet, ongeacht of die persoon het staatsburgerschap bezit of niet.

Artikel 18. Niemand zal onderworpen worden aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Artikel 19. Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.

Artikel 20. Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.

Artikel 21. Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.

Artikel 22. Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend.

Artikel 23. Niemand zal voor schuldig gehouden worden aan enig strafrechtelijk vergrijp op grond van enige handeling of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenden op het tijdstip, waarop de handeling of het verzuim begaan werd. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.

Artikel 24. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven, zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften, in zoverre dat deze vrijheid de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.

Artikel 25. Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.

Artikel 26. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.

Artikel 27. Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren.

Artikel 28. Elke burger heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.

Artikel 29. Elke burger heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.

Artikel 30. Elke burger heeft het recht om zich te informeren over de overheidsdiensten en om openbare documenten in te kijken.

Paragraaf 3. SOCIO-ECONOMISCHE RECHTEN

Artikel 31. Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen.

Artikel 32. Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd.

Artikel 33. De burgers hebben het recht zelf of door hun vertegenwoordigers de noodzaak van een openbare belasting te onderzoeken, haar goed te keuren, de aanwending ervan te controleren en haar onderdelen, grondslag, invordering en duur te bepalen.

Artikel 34. Belastingen moeten gelijk worden verdeeld onder de burgers in verhouding van hun middelen.

Artikel 35. Een ieder heeft het recht op een gelijk loon voor gelijk werk.

Artikel 36. Een ieder heeft het recht zich aan te sluiten bij een vakvereniging en voor betere arbeidsvoorwaarden te strijden. Dit recht omvat het recht om te staken, in zoverre dat dit recht de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.

Paragraaf 4. CULTURELE RECHTEN

Artikel 37. Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.

Artikel 38. Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht.

Paragraaf 5. ELEKTRONISCHE RECHTEN

Artikel 39. Een ieder heeft recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Persoonlijke gegevens mogen door de overheden niet voor derde doeleinden gebruikt worden of aan derden doorgegeven worden.

Artikel 40. Een ieder heeft het recht zijn dossiers en alle informatie over hemzelf bij de verschillende overheidsorganisaties te raadplegen en aanpassing of verwijdering ervan te eisen.

Artikel 41. Het kan niemand verboden worden om in een publieke ruimte te spreken dan krachtens een wet of een vonnis van een rechtbank.

Artikel 42. De overheden hebben de plicht om de rechten van minderjarigen te beschermen en hen te behoeden voor onzedelijke of ongebruikelijke voorstellen en om hun persoonlijke integriteit te waarborgen.

Paragraaf 6. PLICHTEN

Artikel 43. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.

Artikel 44. De overheden en alle burgers hebben de plicht alle elektronische rechten en plichten na te leven die door de macronationale overheden werden vastgelegd.

Artikel 45. Elke burger heeft de morele plicht deel te nemen aan de bijeenkomsten en aan het openbaar leven, en het voortbestaan van het micronationalisme te steunen.

Hoofdstuk 3. Rangorde van de regelgeving

Artikel 46. De rangorde in de regelgeving bepaalt welke bepaling geldig is in geval van tegenstrijdigheden. Lagere regelgeving kan niet worden aangenomen wanneer deze indruist tegen hogere regelgeving.

i. de grondwet

ii. internationale verdragen

iii. wetten van de Majlis-ash-Shoera

iv. uitvoeringsbesluiten

v. lagere regelgeving

Artikel 47. Wanneer twee wetten of wetsartikels elkaar tegenspreken, geldt de specifieke wettekst ten nadele van de algemene. Indien dit geen uitsluitsel geeft, geldt de oudere wettekst ten nadele van de nieuwere, behalve wanneer de nieuwere tekst de oudere uitdrukkelijk amendeert of schrapt. Hetzelfde geldt voor uitvoeringsbesluiten en andere lagere regelgeving.

Artikel 48. De wet regelt in welke vorm de regelgeving openbaar moet worden gemaakt alvorens van kracht te kunnen zijn.

Hoofdstuk 4. Wetgevende macht

Artikel 49. De wetgevende macht van de Republiek wordt uitgeoefend door de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 50. De leden van de Majlis-ash-Shoera worden verkozen voor de duur van 4 maanden, door middel van vrije verkiezingen zoals geregeld door de wet.

Artikel 51. Kandidaten voor de Majlis-ash-Shoera kunnen zich verkiesbaar stellen door middel van partijen of als onafhankelijke.

Artikel 52. In de Majlis-ash-Shoera zijn er 100 stemmen, die onder de verkozen kandidaten worden verdeeld zoals voorgeschreven bij wet.

Artikel 53. De wet regelt de opvolging van de leden van de Majlis-ash-Shoera die vroegtijdig ontslag nemen of ontslagen worden.

Artikel 54. De vergaderingen van de Majlis-ash-Shoera worden voorgezeten door de President.

Artikel 55. De wetten en resoluties worden aangenomen met een gewone meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.

Artikel 56. Over een wet of verdrag kan pas worden gestemd nadat advies werd ingewonnen bij de Islamitische Diwan. Het advies van de Islamitische Diwan is niet bindend, maar wordt altijd bij de parlementaire stukken gevoegd.

Artikel 57. Voorstellen voor wetten en resoluties kunnen gedaan worden door de leden van de Majlis-ash-Shoera, de President en de viziers. De Majlis-ash-Shoera zal ook alle voorstellen in beraad nemen die door ten minste 3 staatsburgers werden ingediend.

Artikel 58. De Majlis-ash-Shoera kan bij wet beslissen om een wetsvoorstel aan het volk voor te leggen in een bindend referendum.

Artikel 59. De Majlis-ash-Shoera regelt zelf zijn intern reglement.

Hoofdstuk 5. Uitvoerende macht

Paragraaf 1. President

Artikel 60. De President is het staatshoofd van de Islamitische Republiek Nieuw-Batavië. Hij heeft slechts de bevoegdheden die hem uitdrukkelijk door de grondwet werden toegekend.

Artikel 61. De President wordt voor een periode van 6 maanden door het volk verkozen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De wet regelt de organisatie van deze verkiezingen.

Artikel 62. De President mag geen enkel ander openbaar ambt vervullen, binnenlands noch buitenlands, en maakt geen deel uit van de Regering.

Artikel 63. De President is de bewaker van de grondrechten en de hoeder van de grondwet.

Artikel 64. De President bekrachtigt de wetten van de Majlis-ash-Shoera en vaardigt ze uit.

Artikel 65. Wanneer de President ervan overtuigd is dat een wet in tegenstelling is met de grondwet of op een onwettelijke manier tot stand is gekomen, zal hij de wet voorleggen aan het Hooggerechtshof. Wanneer het Hooggerechtshof oordeelt dat de wet niet in tegenstrijd is met de grondwet en op een wettelijke manier tot stand is gekomen, zal de President de wet bekrachtigen.

Artikel 66. De President benoemt de Grootvizier, die in functie treedt na het vertrouwen te hebben gekregen van de Majlis-ash-Shoera. Hij kan de Grootvizier slechts ontslaan wanneer de Majlis-ash-Shoera haar vertrouwen in de Grootvizier of in de Regering heeft opgezegd.

Artikel 67. De President kan de Majlis-ash-Shoera ontbinden en vervroegde verkiezingen uitschrijven:

i. van rechtswege op het einde van de legislatuurtermijn van de Majlis-ash-Shoera

ii. wanneer er geen Regering gevormd kan worden

iii. wanneer de Regering het vertrouwen van de Majlis-ash-Shoera verloor

Artikel 68. De wet bepaalt welke buitengewone bevoegdheden de President heeft in gevallen van noodtoestand en inactiviteit.

Artikel 69. In de gevallen door de wet bepaald, kan de President worden afgezet door de Majlis-ash-Shoera met een twee derde meerderheid.

Artikel 70. De wet regelt de opvolging van de President.

Paragraaf 2. Regering

Artikel 71. De Grootvizier benoemt en ontslaat de viziers in zijn Regering.

Artikel 72. De Regering treedt pas in functie nadat zij het vertrouwen kreeg van de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 73. De Majlis-ash-Shoera kan het vertrouwen in de Regering op eender welk moment opzeggen, hetzij in een vizier individueel, hetzij in de voltallige Regering.

Artikel 74. De viziers hebben zitting in de Majlis-ash-Shoera en het woord moet hun worden verleend wanneer zij het vragen.

Artikel 75. De Regering is belast met het uitvoeren van de wetten van de Majlis-ash-Shoera en de vonnissen van de rechterlijke macht, zonder evenwel van hun uitvoering af te zien of uit te stellen.

Artikel 76. De viziers en de voltallige Regering hebben slechts de bevoegdheden die hun uitdrukkelijk door de grondwet of de wet werden toegekend. Elk uitvoeringsbesluit, bevel of handeling bevat de verwijzing naar de wetgeving die hun die bevoegdheid verleend.

Artikel 77. De viziers zijn verantwoording verschuldigd aan de Majlis-ash-Shoera.

Hoofdstuk 6. Rechterlijk Macht

Artikel 78. De rechterlijke macht van de Republiek berust bij het Hooggerechtshof en bij die rechtbanken die de Majlis-ash-Shoera bij wet opricht.

Artikel 79. Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen, alsook de berechting van bij wet strafbare feiten.

Artikel 80. Een geldboete of een straf van vrijheidsontneming of verbanning kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden opgelegd.

Artikel 81. De doodstraf kan niet worden opgelegd.

Artikel 82. De rechters worden benoemd door de Majlis-ash-Shoera op voorstel van de President.

Artikel 83. De rechters worden voor het leven benoemd, en kunnen slechts ontslagen worden na een strafrechtelijke veroordeling.

Artikel 84. Enkel het Hooggerechtshof treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 85. Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald, vinden de zittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar en in naam van het volk.

Artikel 86. Gratie wordt verleend bij besluit van de Grootvizier.

Artikel 87. De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de rechterlijke macht.

Hoofdstuk 7. Adviserende macht

Artikel 88. De adviserende macht van de Republiek wordt uitgeoefend door de Islamitische Diwan.

Artikel 89. De Islamitische Diwan bestaat uit gewone, buitengewone en gecoöpteerde leden.

Artikel 90. De gewone leden worden door de Majlis-ash-Shoera benoemd en ontslagen op voorstel van de President.

Artikel 91. De buitengewone leden zijn van rechtswege alle vroegere staatshoofden van de Republiek. Het is de buitengewone leden toegestaan om een ambt te vervullen in een andere staatsmacht, in dat geval zullen zij geen stemrecht hebben in de Islamitische Diwan.

Artikel 92. De gecoöpteerde leden zijn de leden die door de gewone en de buitengewone leden gecoöpteerd werden omwille van hun kennis, wijsheid of ervaring. Ze kunnen gecoöpteerd worden voor bepaalde of voor onbepaalde duur en kunnen door de gewone en de buitengewone leden ten allen tijde ontslagen worden. De gecoöpteerde leden hebben geen stemrecht.

Artikel 93. Ten minste de helft van de gewone leden moet moslim zijn.

Artikel 94. De Islamitische Diwan zal advies geven over alle voorliggende wetsvoorstellen en wetsontwerpen in de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 95. De Majlis-ash-Shoera, de Regering, het Hooggerechtshof en alle andere publieke instellingen van de Republiek kunnen op eigen initiatief het advies vragen van de Islamitische Diwan.

Artikel 96. De adviezen komen tot stand met een gewone meerderheid.

Artikel 97. De adviezen van de Islamitische Diwan zijn niet bindend.

Artikel 98. De wet regelt de werking van de Islamitische Diwan. Hij kan zelf zijn interne werking regelen.

Hoofdstuk 8. Ombudsman

Artikel 99. De ombudsman van de Republiek wordt voor een periode van 18 maanden gekozen door de kiesgerechtigde burgers, de verkiezing wordt geregeld bij wet.

Artikel 100. De ombudsman is bevoegd om naar aanleiding van klachten van burgers een onderzoek in te stellen naar de handelingen van publieke instellingen en -ambtenaren, een en ander nader bij wet te regelen.

Artikel 101. De ombudsman brengt ten minste elke maand verslag van zijn werkzaamheden uit aan de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 102. Bij de wet kan de nationale ombudsman ook bevoegd worden verklaard ten aanzien van andere openbare lichamen van de Republiek.

Hoofdstuk 9. Internationale betrekkingen

Artikel 103. De Islamitische Republiek Nieuw-Batavië wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring door de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 104. De President is de protocollaire vertegenwoordiger van de Islamitische Republiek Nieuw-Batavië in het buitenland. De Regering is verantwoordelijk voor de diplomatieke betrekkingen binnen de grenzen bepaald door de wet.

Artikel 105. Enkel de Majlis-ash-Shoera kan de oorlog verklaren.

Hoofdstuk 10. Financiën

Artikel 106. Het vragen en het betalen van intrest is verboden. De wet regelt de vervolging en de bestraffing ervan.

Artikel 107. Belastingen van het rijk worden uitsluitend geheven uit kracht van een wet.

Artikel 108. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt bij wet vastgesteld op voorstel van de Regering.

Artikel 109. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt aan de Majlis-ash-Shoera gedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet.

Artikel 110. De wet regelt het geldstelsel.

Hoofdstuk 11. Lokaal bestuur

Artikel 111. De indeling en de bevoegdheden van de lokale besturen worden geregeld door de wet.

Hoofdstuk 12. Herziening van de Grondwet

Artikel 112. Een wet ter herziening van de grondwet dient door de Majlis-ash-Shoera te worden goedgekeurd met een twee derde meerderheid.

Artikel 113. De President zal de wet ter herziening van de grondwet pas bekrachtigen nadat zij werd goedgekeurd door het volk in een bindend referendum.

Hoofdstuk 13. Overgangsbepalingen

Artikel 114. De Islamitische Republiek Nieuw-Batavië zal in rechte en in feite optreden als de opvolger van de Virtuele Republiek der Verenigde Provinciën der Nederlanden, van de Republiek der Nederlanden en van de Islamitische Internetrepubliek in alle buitenlandse en binnenlandse betrekkingen.

Artikel 115. Op het moment dat deze grondwet in werking treedt, worden alle daarmee tegenstrijdige wetten, besluiten en regelgeving opgeheven.

Originele versie

Preambule

فَتَعَٰلَى ٱللَّهُ ٱلۡمَلِكُ ٱلۡحَقُّۖ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ ٱلۡعَرۡشِ ٱلۡكَرِيمِ

Verheven is Allah, de ware Koning. Er is geen God behalve Hij, de Heer van de aanzienlijke troon. (23, 117)

Hoofdstuk 1. Grondbeginselen van de staat

Artikel 1. Soevereiniteit behoort alleen toe aan Allah. Het heilig stadhouderschap van de mens op aarde dient uitgeoefend te worden binnen de grenzen van Gods wet. De burgers van Nieuw-Batavië zullen dit stadhouderschap uitoefenen zoals bepaald in deze grondwet.

Artikel 2. Nieuw-Batavië is een democratische en islamitische republiek op Micras.

Artikel 3. De vier staatsmachten van de Republiek zijn gescheiden van elkaar. Een ambt in de ene staatsmacht is onverenigbaar met een ambt in een andere, behalve in de uitzonderingen door de grondwet bepaald.

Artikel 4. De vier staatsmachten zijn: de wetgevende macht, de uitvoerende macht, de rechterlijke macht en de adviserende macht.

Artikel 5. De hoofdstad en de zetel van de regering van de Republiek is Lucerne.

Artikel 6. De taal van de Republiek is het Nederlands.

Artikel 7. Het devies van de Republiek is “Vrede, Vrijheid, Verdraagzaamheid”.

Artikel 8. Het gebruik van de nationale symbolen wordt geregeld door de wet.

Hoofdstuk 2. Rechten en plichten van de burgers en van de publieke overheid

Paragraaf 1. BASISBEGINSELEN VAN DE SAMENLEVING

Artikel 9. De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens alleen deze grenzen die aan de andere leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen alleen bij wet vastgelegd worden.

Artikel 10. De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand kan gedwongen worden te doen, wat de wet niet verordent.

Artikel 11. De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.

Artikel 12. Enkel de wet regelt hoe het staatsburgerschap verkregen en verloren wordt.

Artikel 13. Geen bepaling zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze grondwet genoemd, ten doel hebben.

Paragraaf 2. GRONDRECHTEN

Artikel 14. Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze grondwet opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte, seksuele voorkeur of andere status.

Artikel 15. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.

Artikel 16. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden.

Artikel 17. Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden voor de wet, ongeacht of die persoon het staatsburgerschap bezit of niet.

Artikel 18. Niemand zal onderworpen worden aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Artikel 19. Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.

Artikel 20. Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.

Artikel 21. Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.

Artikel 22. Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend.

Artikel 23. Niemand zal voor schuldig gehouden worden aan enig strafrechtelijk vergrijp op grond van enige handeling of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenden op het tijdstip, waarop de handeling of het verzuim begaan werd. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.

Artikel 24. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven, zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften, in zoverre dat deze vrijheid de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.

Artikel 25. Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.

Artikel 26. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.

Artikel 27. Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren.

Artikel 28. Elke burger heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.

Artikel 29. Elke burger heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.

Artikel 30. Elke burger heeft het recht om zich te informeren over de overheidsdiensten en om openbare documenten in te kijken.

Paragraaf 3. SOCIO-ECONOMISCHE RECHTEN

Artikel 31. Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen.

Artikel 32. Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd.

Artikel 33. De burgers hebben het recht zelf of door hun vertegenwoordigers de noodzaak van een openbare belasting te onderzoeken, haar goed te keuren, de aanwending ervan te controleren en haar onderdelen, grondslag, invordering en duur te bepalen.

Artikel 34. Belastingen moeten gelijk worden verdeeld onder de burgers in verhouding van hun middelen.

Artikel 35. Een ieder heeft het recht op een gelijk loon voor gelijk werk.

Artikel 36. Een ieder heeft het recht zich aan te sluiten bij een vakvereniging en voor betere arbeidsvoorwaarden te strijden. Dit recht omvat het recht om te staken, in zoverre dat dit recht de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.

Paragraaf 4. CULTURELE RECHTEN

Artikel 37. Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.

Artikel 38. Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht.

Paragraaf 5. ELEKTRONISCHE RECHTEN

Artikel 39. Een ieder heeft recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Persoonlijke gegevens mogen door de overheden niet voor derde doeleinden gebruikt worden of aan derden doorgegeven worden.

Artikel 40. Een ieder heeft het recht zijn dossiers en alle informatie over hemzelf bij de verschillende overheidsorganisaties te raadplegen en aanpassing of verwijdering ervan te eisen.

Artikel 41. Het kan niemand verboden worden om in een publieke ruimte te spreken dan krachtens een wet of een vonnis van een rechtbank.

Artikel 42. De overheden hebben de plicht om de rechten van minderjarigen te beschermen en hen te behoeden voor onzedelijke of ongebruikelijke voorstellen en om hun persoonlijke integriteit te waarborgen.

Paragraaf 6. PLICHTEN

Artikel 43. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.

Artikel 44. De overheden en alle burgers hebben de plicht alle elektronische rechten en plichten na te leven die door de macronationale overheden werden vastgelegd.

Artikel 45. Elke burger heeft de morele plicht deel te nemen aan de bijeenkomsten en aan het openbaar leven, en het voortbestaan van het micronationalisme te steunen.

Hoofdstuk 3. Rangorde van de regelgeving

Artikel 46. De rangorde in de regelgeving bepaalt welke bepaling geldig is in geval van tegenstrijdigheden. Lagere regelgeving kan niet worden aangenomen wanneer deze indruist tegen hogere regelgeving.

i. de grondwet

ii. internationale verdragen

iii. wetten van de Majlis-ash-Shoera

iv. uitvoeringsbesluiten

v. lagere regelgeving

Artikel 47. Wanneer twee wetten of wetsartikels elkaar tegenspreken, geldt de specifieke wettekst ten nadele van de algemene. Indien dit geen uitsluitsel geeft, geldt de oudere wettekst ten nadele van de nieuwere, behalve wanneer de nieuwere tekst de oudere uitdrukkelijk amendeert of schrapt. Hetzelfde geldt voor uitvoeringsbesluiten en andere lagere regelgeving.

Artikel 48. De wet regelt in welke vorm de regelgeving openbaar moet worden gemaakt alvorens van kracht te kunnen zijn.

Hoofdstuk 4. Wetgevende macht

Artikel 49. De wetgevende macht van de Republiek wordt uitgeoefend door de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 50. De leden van de Majlis-ash-Shoera worden verkozen voor de duur van 4 maanden, door middel van vrije verkiezingen zoals geregeld door de wet.

Artikel 51. Kandidaten voor de Majlis-ash-Shoera kunnen zich verkiesbaar stellen door middel van partijen of als onafhankelijke.

Artikel 52. In de Majlis-ash-Shoera zijn er 100 stemmen, die onder de verkozen kandidaten worden verdeeld zoals voorgeschreven bij wet.

Artikel 53. De wet regelt de opvolging van de leden van de Majlis-ash-Shoera die vroegtijdig ontslag nemen of ontslagen worden.

Artikel 54. De vergaderingen van de Majlis-ash-Shoera worden voorgezeten door de President.

Artikel 55. De wetten en resoluties worden aangenomen met een gewone meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.

Artikel 56. Over een wet of verdrag kan pas worden gestemd nadat advies werd ingewonnen bij de Islamitische Diwan. Het advies van de Islamitische Diwan is niet bindend, maar wordt altijd bij de parlementaire stukken gevoegd.

Artikel 57. Voorstellen voor wetten en resoluties kunnen gedaan worden door de leden van de Majlis-ash-Shoera, de President en de viziers. De Majlis-ash-Shoera zal ook alle voorstellen in beraad nemen die door ten minste 3 staatsburgers werden ingediend.

Artikel 58. De Majlis-ash-Shoera kan bij wet beslissen om een wetsvoorstel aan het volk voor te leggen in een bindend referendum.

Artikel 59. De Majlis-ash-Shoera regelt zelf zijn intern reglement.

Hoofdstuk 5. Uitvoerende macht

Paragraaf 1. President

Artikel 60. De President is het staatshoofd van de Islamitische Republiek Nieuw-Batavië. Hij heeft slechts de bevoegdheden die hem uitdrukkelijk door de grondwet werden toegekend.

Artikel 61. De President wordt voor een periode van 6 maanden door het volk verkozen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De wet regelt de organisatie van deze verkiezingen.

Artikel 62. De President mag geen enkel ander openbaar ambt vervullen, binnenlands noch buitenlands, en maakt geen deel uit van de Regering.

Artikel 63. De President is de bewaker van de grondrechten en de hoeder van de grondwet.

Artikel 64. De President bekrachtigt de wetten van de Majlis-ash-Shoera en vaardigt ze uit.

Artikel 65. Wanneer de President ervan overtuigd is dat een wet in tegenstelling is met de grondwet of op een onwettelijke manier tot stand is gekomen, zal hij de wet voorleggen aan het Hooggerechtshof. Wanneer het Hooggerechtshof oordeelt dat de wet niet in tegenstrijd is met de grondwet en op een wettelijke manier tot stand is gekomen, zal de President de wet bekrachtigen.

Artikel 66. De President benoemt de Grootvizier, die in functie treedt na het vertrouwen te hebben gekregen van de Majlis-ash-Shoera. Hij kan de Grootvizier slechts ontslaan wanneer de Majlis-ash-Shoera haar vertrouwen in de Grootvizier of in de Regering heeft opgezegd.

Artikel 67. De President kan de Majlis-ash-Shoera ontbinden en vervroegde verkiezingen uitschrijven:

i. van rechtswege op het einde van de legislatuurtermijn van de Majlis-ash-Shoera

ii. wanneer er geen Regering gevormd kan worden

iii. wanneer de Regering het vertrouwen van de Majlis-ash-Shoera verloor

Artikel 68. De wet bepaalt welke buitengewone bevoegdheden de President heeft in gevallen van noodtoestand en inactiviteit.

Artikel 69. In de gevallen door de wet bepaald, kan de President worden afgezet door de Majlis-ash-Shoera met een twee derde meerderheid.

Artikel 70. De wet regelt de opvolging van de President.

Paragraaf 2. Regering

Artikel 71. De Grootvizier benoemt en ontslaat de viziers in zijn Regering.

Artikel 72. De Regering treedt pas in functie nadat zij het vertrouwen kreeg van de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 73. De Majlis-ash-Shoera kan het vertrouwen in de Regering op eender welk moment opzeggen, hetzij in een vizier individueel, hetzij in de voltallige Regering.

Artikel 74. De viziers hebben zitting in de Majlis-ash-Shoera en het woord moet hun worden verleend wanneer zij het vragen.

Artikel 75. De Regering is belast met het uitvoeren van de wetten van de Majlis-ash-Shoera en de vonnissen van de rechterlijke macht, zonder evenwel van hun uitvoering af te zien of uit te stellen.

Artikel 76. De viziers en de voltallige Regering hebben slechts de bevoegdheden die hun uitdrukkelijk door de grondwet of de wet werden toegekend. Elk uitvoeringsbesluit, bevel of handeling bevat de verwijzing naar de wetgeving die hun die bevoegdheid verleend.

Artikel 77. De viziers zijn verantwoording verschuldigd aan de Majlis-ash-Shoera.

Hoofdstuk 6. Rechterlijk Macht

Artikel 78. De rechterlijke macht van de Republiek berust bij het Hooggerechtshof en bij die rechtbanken die de Majlis-ash-Shoera bij wet opricht.

Artikel 79. Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen, alsook de berechting van bij wet strafbare feiten.

Artikel 80. Een geldboete of een straf van vrijheidsontneming of verbanning kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden opgelegd.

Artikel 81. De doodstraf kan niet worden opgelegd.

Artikel 82. De rechters worden benoemd door de Majlis-ash-Shoera op voorstel van de President.

Artikel 83. De rechters worden voor het leven benoemd, en kunnen slechts ontslagen worden na een strafrechtelijke veroordeling.

Artikel 84. Enkel het Hooggerechtshof treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 85. Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald, vinden de zittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar en in naam van het volk.

Artikel 86. Gratie wordt verleend bij besluit van de Grootvizier.

Artikel 87. De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de rechterlijke macht.

Hoofdstuk 7. Adviserende macht

Artikel 88. De adviserende macht van de Republiek wordt uitgeoefend door de Islamitische Diwan.

Artikel 89. De Islamitische Diwan bestaat uit gewone, buitengewone en gecoöpteerde leden.

Artikel 90. De gewone leden worden door de Majlis-ash-Shoera benoemd en ontslagen op voorstel van de President.

Artikel 91. De buitengewone leden zijn van rechtswege alle vroegere staatshoofden van de Republiek. Het is de buitengewone leden toegestaan om een ambt te vervullen in een andere staatsmacht, in dat geval zullen zij geen stemrecht hebben in de Islamitische Diwan.

Artikel 92. De gecoöpteerde leden zijn de leden die door de gewone en de buitengewone leden gecoöpteerd werden omwille van hun kennis, wijsheid of ervaring. Ze kunnen gecoöpteerd worden voor bepaalde of voor onbepaalde duur en kunnen door de gewone en de buitengewone leden ten allen tijde ontslagen worden. De gecoöpteerde leden hebben geen stemrecht.

Artikel 93. Ten minste de helft van de gewone leden moet moslim zijn.

Artikel 94. De Islamitische Diwan zal advies geven over alle voorliggende wetsvoorstellen en wetsontwerpen in de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 95. De Majlis-ash-Shoera, de Regering, het Hooggerechtshof en alle andere publieke instellingen van de Republiek kunnen op eigen initiatief het advies vragen van de Islamitische Diwan.

Artikel 96. De adviezen komen tot stand met een gewone meerderheid.

Artikel 97. De adviezen van de Islamitische Diwan zijn niet bindend.

Artikel 98. De wet regelt de werking van de Islamitische Diwan. Hij kan zelf zijn interne werking regelen.

Hoofdstuk 8. Ombudsman

Artikel 99. De ombudsman van de Republiek wordt voor een periode van 18 maanden gekozen door de kiesgerechtigde burgers, de verkiezing wordt geregeld bij wet.

Artikel 100. De ombudsman is bevoegd om naar aanleiding van klachten van burgers een onderzoek in te stellen naar de handelingen van publieke instellingen en -ambtenaren, een en ander nader bij wet te regelen.

Artikel 101. De ombudsman brengt ten minste elke maand verslag van zijn werkzaamheden uit aan de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 102. Bij de wet kan de nationale ombudsman ook bevoegd worden verklaard ten aanzien van andere openbare lichamen van de Republiek.

Hoofdstuk 9. Internationale betrekkingen

Artikel 103. De Islamitische Republiek Nieuw-Batavië wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring door de Majlis-ash-Shoera.

Artikel 104. De President is de protocollaire vertegenwoordiger van de Islamitische Republiek Nieuw-Batavië in het buitenland. De Regering is verantwoordelijk voor de diplomatieke betrekkingen binnen de grenzen bepaald door de wet.

Artikel 105. Enkel de Majlis-ash-Shoera kan de oorlog verklaren.

Hoofdstuk 10. Financiën

Artikel 106. Het vragen en het betalen van intrest is verboden. De wet regelt de vervolging en de bestraffing ervan.

Artikel 107. Belastingen van het rijk worden uitsluitend geheven uit kracht van een wet.

Artikel 108. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt bij wet vastgesteld op voorstel van de Regering.

Artikel 109. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt aan de Majlis-ash-Shoera gedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet.

Artikel 110. De wet regelt het geldstelsel.

Hoofdstuk 11. Lokaal bestuur

Artikel 111. De indeling en de bevoegdheden van de lokale besturen worden geregeld door de wet.

Hoofdstuk 12. Herziening van de Grondwet

Artikel 112. Een wet ter herziening van de grondwet dient door de Majlis-ash-Shoera te worden goedgekeurd met een twee derde meerderheid.

Artikel 113. De President zal de wet ter herziening van de grondwet pas bekrachtigen nadat zij werd goedgekeurd door het volk in een bindend referendum.

Hoofdstuk 13. Overgangsbepalingen

Artikel 114. De Islamitische Republiek Nieuw-Batavië zal in rechte en in feite optreden als de opvolger van de Virtuele Republiek der Verenigde Provinciën der Nederlanden, van de Republiek der Nederlanden en van de Islamitische Internetrepubliek in alle buitenlandse en binnenlandse betrekkingen.

Artikel 115. Op het moment dat deze grondwet in werking treedt, worden alle daarmee tegenstrijdige wetten, besluiten en regelgeving opgeheven.

Amendementen

Amendement grondwet 2021

Coat of arms of New Batavia.png

Law of New Batavia

Amendement grondwet 2021
Islamic Diwan negative
Majlis-ash-Shoera 2021-03-11
President 2021-03-13
Referendum 2021-03-12
Executive Decrees

Artikel 1: Het opschrift van deze wet luidt: “Amendement grondwet 2021”.

Artikel 2: Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 112 en 113 van de grondwet.

Artikel 3: De wet zal pas van kracht worden na de goedkeuring ervan door het volk in een bindend referendum.

Artikel 4: Aan de grondwet wordt dit artikel toegevoegd: “Artikel 6 bis: Het zal voor multilaterale verdragen toegestaan zijn om deze verdragen in een andere internationale taal dan het Nederlands aan te nemen.”

Stukken

Stuk 1: ontwerp grondwet Stuk 2: amendement grondwet 2021