Constitution of New Batavia/Constitution of the Third Republic
|
Third Republic Era | |
Nation name | Islamic Internet Republic |
System of government | parliamentary democracy |
Executive | |
- head-of-state | Sadr |
- head-of-government | Grand Vizier |
Legislative | unicameral system |
- house name | Majlis-al-Shoera |
Judiciary | |
- highest court | Supreme Court |
Advisory | |
- advisory council | Islamic Diwan |
Originele versie
Preambule
Verheven is Allah, de ware Koning. Er is geen God behalve Hij, de Heer van de aanzienlijke troon. (23, 117)
Wij, het volk, de burgers van de Republiek,
Zowel diegenen die geloven in God als de bron van waarheid, rechtvaardigheid, goedheid en schoonheid,
Als diegenen die dit geloof niet delen, maar de universele waarden uit andere bronnen eerbiedigen,
Gelijk in rechten en plichten voor het gemeen goed - de Republiek,
Nadat de rechtsstaat herhaaldelijk in gevaar werd gebracht en revolutie onvermijdelijk werd,
Met eerbied voor Frans, de Vader des Vaderlands,
Nemen deze grondwet aan en roepen de Derde Republiek uit, die rust op deze drie pijlers:
1. Islam: wij kiezen ervoor om een micronationale cultuur te onwikkelen die gericht is op het Oosten en om inspiratie te vinden in de Heilige Koran en het leven van de Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem).
2. Revolutie: wij kiezen ervoor de Republiek om te vormen tot een Islamitische Republiek. De symbolische en adviserende waarde van de Islam krijgt hier een plaats, maar geen enkele levensbeschouwing oefent geïnstitutionaliseerd gezag uit. Alle burgers hebben dezelfde rechten, gewaarborgd door de Universele Verklaring van de Micronationale Rechten van de Mens en van de Burger.
3. Realisme: wij kiezen voor micronationalisme in de vorm van een politieke simulatie, een creatie van mensen om een natie na te bootsen. Wij vinden het politiek systeem de basis van de natie. Een goed functionerend en interessant politiek systeem, dat met de wetgevende procedures het macronationale wil benaderen, zal aanleiding geven tot culturele ontwikkeling, internationale contacten en economische expansie. Wij verwerpen de handel in virtuele goederen en het opstellen van een verzonnen geschiedenis. Wij kiezen voor een sterke volksvertegenwoordiging, een ceremonieel staatshoofd en een regering die verantwoording verschuldigd is aan de volksvertegenwoodiging.
Aangenomen door het volk op 11 juni van het jaar IV van de Republiek.
Hoofdstuk 1. Grondbeginselen van de staat
Artikel 1. Soevereiniteit behoort alleen toe aan Allah. Het heilig stadhouderschap van de mens op aarde dient uitgeoefend te worden binnen de grenzen van Gods wet. De burgers van de Islamitische Internetrepubliek zullen dit stadhouderschap uitoefenen zoals bepaald in deze grondwet.
Artikel 2. De Islamitische Internetrepubliek is democratisch en ondeelbaar, onder de vorm van een micronatie die uitsluitend bestaat op het internet.
Artikel 3. De vier staatsmachten van de Republiek zijn gescheiden van elkaar. Een ambt in de ene staatsmacht is onverenigbaar met een ambt in een andere, behalve in de uitzonderingen door de grondwet bepaald.
Artikel 4. De vier staatsmachten zijn: de wetgevende macht, de uitvoerende macht, de rechterlijke macht en de adviserende macht.
Artikel 5. De hoofdstad en de zetel van de regering van de Republiek is Brussel.
Artikel 6. De taal van de Republiek is het Nederlands.
Artikel 7. Het devies van de Republiek is “Vrede, Vrijheid, Verdraagzaamheid”.
Artikel 8. Het gebruik van de nationale symbolen wordt geregeld door de wet.
Hoofdstuk 2. Rechten en plichten van de burgers en van de publieke overheid
Paragraaf 1. BASISBEGINSELEN VAN DE SAMENLEVING
Artikel 9. De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de uitoefening van de natuurlijke rechten van ieder mens alleen deze grenzen die aan de andere leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen alleen bij wet vastgelegd worden.
Artikel 10. De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en niemand kan gedwongen worden te doen, wat de wet niet verordent.
Artikel 11. De wil van het volk zal, binnen de grenzen door God bepaald, de grondslag zijn van het gezag van de regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.
Artikel 12. Enkel de wet regelt hoe het staatsburgerschap verkregen en verloren wordt.
Artikel 13. Geen bepaling zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze grondwet genoemd, ten doel hebben.
Paragraaf 2. GRONDRECHTEN
Artikel 14. Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze grondwet opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte, seksuele voorkeur of andere status.
Artikel 15. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.
Artikel 16. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden.
Artikel 17. Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden voor de wet, ongeacht of die persoon het staatsburgerschap bezit of niet.
Artikel 18. Niemand zal onderworpen worden aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Artikel 19. Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.
Artikel 20. Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.
Artikel 21. Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.
Artikel 22. Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend.
Artikel 23. Niemand zal voor schuldig gehouden worden aan enig strafrechtelijk vergrijp op grond van enige handeling of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenden op het tijdstip, waarop de handeling of het verzuim begaan werd. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
Artikel 24. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven, zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften, in zoverre dat deze vrijheid de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.
Artikel 25. Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.
Artikel 26. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.
Artikel 27. Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren.
Artikel 28. Elke burger heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.
Artikel 29. Elke burger heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.
Artikel 30. Elke burger heeft het recht om zich te informeren over de overheidsdiensten en om openbare documenten in te kijken.
Paragraaf 3. SOCIO-ECONOMISCHE RECHTEN
Artikel 31. Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen.
Artikel 32. Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd.
Artikel 33. De burgers hebben het recht zelf of door hun vertegenwoordigers de noodzaak van een openbare belasting te onderzoeken, haar goed te keuren, de aanwending ervan te controleren en haar onderdelen, grondslag, invordering en duur te bepalen.
Artikel 34. Belastingen moeten gelijk worden verdeeld onder de burgers in verhouding van hun middelen.
Artikel 35. Een ieder heeft het recht op een gelijk loon voor gelijk werk.
Artikel 36. Een ieder heeft het recht zich aan te sluiten bij een vakvereniging en voor betere arbeidsvoorwaarden te strijden. Dit recht omvat het recht om te staken, in zoverre dat dit recht de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.
Paragraaf 4. CULTURELE RECHTEN
Artikel 37. Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.
Artikel 38. Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht.
Paragraaf 5. ELEKTRONISCHE RECHTEN
Artikel 39. Een ieder heeft recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Persoonlijke gegevens mogen door de overheden niet voor derde doeleinden gebruikt worden of aan derden doorgegeven worden.
Artikel 40. Een ieder heeft het recht zijn dossiers en alle informatie over hemzelf bij de verschillende overheidsorganisaties te raadplegen en aanpassing of verwijdering ervan te eisen.
Artikel 41. Het kan niemand verboden worden om in een publieke ruimte te spreken dan krachtens een wet of een vonnis van een rechtbank.
Artikel 42. De overheden hebben de plicht om de rechten van minderjarigen te beschermen en hen te behoeden voor onzedelijke of ongebruikelijke voorstellen en om hun persoonlijke integriteit te waarborgen.
Paragraaf 6. PLICHTEN
Artikel 43. Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.
Artikel 44. De overheden en alle burgers hebben de plicht alle elektronische rechten en plichten na te leven die door de macronationale overheden werden vastgelegd.
Artikel 45. Elke burger heeft de morele plicht deel te nemen aan de bijeenkomsten en aan het openbaar leven, en het voortbestaan van het micronationalisme te steunen.
Hoofdstuk 3. Rangorde van de regelgeving
Artikel 46. De hoogste wet is de Heilige Koran, zij regelt de grenzen waarbinnen alle regelgeving plaats vindt. Geen enkele grondwettelijke bepaling, verdrag, wet, uitvoeringsbesluit of enige andere vorm van regelgeving is geldig wanneer deze indruist tegen de bepalingen en de leerstellingen van de Heilige Koran. De bepalingen in de Heilige Koran zijn niet rechtstreeks uitvoerbaar, ze worden pas uitvoerbaar door een wet van de Majlis-al-Shoera.
Artikel 47. De rangorde in de regelgeving bepaalt welke bepaling geldig is in geval van tegenstrijdigheden. Lagere regelgeving kan niet worden aangenomen wanneer deze indruist tegen hogere regelgeving.
i. de Heilige Koran
ii. de grondwet
iii. internationale verdragen
iv. wetten van de Majlis-al-Shoera
v. uitvoeringsbesluiten
vi. lagere regelgeving
Artikel 48. Wanneer twee wetten of wetsartikels elkaar tegenspreken, geldt de specifieke wettekst ten nadele van de algemene. Indien dit geen uitsluitsel geeft, geldt de oudere wettekst ten nadele van de nieuwere, behalve wanneer de nieuwere tekst de oudere uitdrukkelijk amendeert of schrapt. Hetzelfde geldt voor uitvoeringsbesluiten en andere lagere regelgeving.
Artikel 49. De wet regelt in welke vorm de regelgeving openbaar moet worden gemaakt alvorens van kracht te kunnen zijn.
Hoofdstuk 4. Wetgevende macht
Artikel 50. De wetgevende macht wordt uitgeoefend door de Majlis-al-Shoera.
Artikel 51. De leden van de Majlis-al-Shoera worden verkozen voor de duur van 4 maanden, door middel van vrije verkiezingen zoals geregeld door de wet.
Artikel 52. Kandidaten voor de Majlis-al-Shoera kunnen zich verkiesbaar stellen door middel van partijen of als onafhankelijke.
Artikel 53. In de Majlis-al-Shoera zijn er 100 stemmen, die onder de verkozen kandidaten worden verdeeld zoals voorgeschreven bij wet.
Artikel 54. De wet regelt de opvolging van de leden van de Majlis-al-Shoera die vroegtijdig ontslag nemen of ontslagen worden.
Artikel 55. De vergaderingen van de Majlis-al-Shoera worden voorgezeten door de Sadr.
Artikel 56. De wetten en resoluties worden aangenomen met een gewone meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen heeft de Sadr een beslissende stem.
Artikel 57. Een wet of verdrag kan pas worden aangenomen nadat advies werd ingewonnen bij de Islamitische Diwan. Het advies van de Islamitische Diwan is niet bindend, maar wordt altijd bij de parlementaire stukken gevoegd.
Artikel 58. Voorstellen voor wetten en resoluties kunnen gedaan worden door de leden van de Majlis-al-Shoera, de Sadr en de viziers. De Majlis-al-Shoera zal ook alle voorstellen in beraad nemen die door ten minste 3 staatsburgers werden ingediend.
Artikel 59. De Majlis-al-Shoera kan bij wet beslissen om een wetsvoorstel aan het volk voor te leggen in een bindend referendum.
Artikel 60. De Majlis-al-Shoera regelt zelf zijn intern reglement.
Hoofdstuk 5. Uitvoerende macht
Paragraaf 1. Sadr
Artikel 61. De Sadr is het staatshoofd van de Islamitische Internetrepubliek. Hij heeft slechts de bevoegdheden die hem uitdrukkelijk door de grondwet werden toegekend.
Artikel 62. De Sadr wordt voor een periode van 6 maanden door het volk verkozen met een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De wet regelt de organisatie van deze verkiezingen.
Artikel 63. De Sadr mag geen enkel ander openbaar ambt vervullen, binnenlands noch buitenlands, en maakt geen deel uit van de Regering.
Artikel 64. De Sadr is de bewaker van de grondrechten en de hoeder van de grondwet.
Artikel 65. De Sadr bekrachtigt de wetten van de Majlis-al-Shoera en vaardigt ze uit.
Artikel 66. Wanneer de Sadr ervan overtuigd is dat een wet in tegenstelling is met de grondwet of op een onwettelijke manier tot stand is gekomen, zal hij de wet voorleggen aan het Hooggerechtshof. Wanneer het Hooggerechtshof oordeelt dat de wet niet in tegenstrijd is met de grondwet en op een wettelijke manier tot stand is gekomen, zal de Sadr de wet bekrachtigen.
Artikel 67. De Sadr benoemt de Grootvizier, die in functie treedt na het vertrouwen te hebben gekregen van de Majlis-al-Shoera. Hij kan de Grootvizier slechts ontslaan wanneer de Majlis-al-Shoera haar vertrouwen in de Grootvizier of in de Regering heeft opgezegd.
Artikel 68. De Sadr kan de Majlis-al-Shoera ontbinden en vervroegde verkiezingen uitschrijven:
i. van rechtswege op het einde van de legislatuurtermijn van de Majlis-al-Shoera
ii. wanneer er geen Regering gevormd kan worden
iii. wanneer de Regering het vertrouwen van de Majlis-al-Shoera verloor
iv. wanneer de Majlis-al-Shoera inactief geworden is; Wanneer de Majlis-al-Shoera ontbonden wordt omwille van inactiviteit, heeft de Majlis-al-Shoera één week de tijd om deze beslissing ongedaan te maken. Om hierover te beraadslagen, moet ten minste één derde van de leden van de Majlis-al-Shoera aanwezig zijn.
Artikel 69. De wet bepaalt welke buitengewone bevoegdheden de Sadr heeft in gevallen van noodtoestand en inactiviteit.
Artikel 70. In de gevallen door de wet bepaald, kan de Sadr worden afgezet door de Majlis-al-Shoera met een twee derde meerderheid.
Artikel 71. De wet regelt de opvolging van de Sadr.
Paragraaf 2. Regering
Artikel 72. De Grootvizier benoemt en ontslaat de viziers in zijn Regering.
Artikel 73. De Regering treedt pas in functie wanneer zij het vertrouwen kreeg van de Majlis-al-Shoera.
Artikel 74. De Majlis-al-Shoera kan het vertrouwen in de Regering op eender welk moment opzeggen, hetzij in een vizier individueel, hetzij in de voltallige Regering.
Artikel 75. De viziers hebben zitting in de Majlis-al-Shoera en het woord moet hun worden verleend wanneer zij het vragen.
Artikel 76. De Regering is belast met het uitvoeren van de wetten van de Majlis-al-Shoera en de vonnissen van de rechterlijke macht, zonder evenwel van hun uitvoering af te zien of uit te stellen.
Artikel 77. De viziers en de voltallige Regering hebben slechts de bevoegdheden die hun uitdrukkelijk door de grondwet of de wet werden toegekend. Elk uitvoeringsbesluit, bevel of handeling bevat de verwijzing naar de wetgeving die hun die bevoegdheid verleend.
Artikel 78. De viziers zijn verantwoording verschuldigd aan de Majlis-al-Shoera.
Hoofdstuk 6. Rechterlijk Macht
Artikel 79. De rechterlijke macht van de Islamitische Internetrepubliek berust bij het Hooggerechtshof en bij die rechtbanken die de Majlis-al-Shoera bij wet opricht.
Artikel 80. Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen, alsook de berechting van bij wet strafbare feiten.
Artikel 81. Een geldboete of een straf van vrijheidsontneming of verbanning kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden opgelegd.
Artikel 82. De doodstraf kan niet worden opgelegd.
Artikel 83. De rechters worden benoemd door de Majlis-al-Shoera op voorstel van de Sadr.
Artikel 84. De rechters worden voor het leven benoemd, en kunnen slechts ontslagen worden na een strafrechterlijke veroordeling.
Artikel 85. Enkel het Hooggerechtshof treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Artikel 86. Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald, vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar en in naam van het volk.
Artikel 87. Gratie wordt verleend bij besluit van de Grootvizier.
Artikel 88. De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de rechterlijke macht.
Hoofdstuk 7. Adviserende macht
Artikel 89. De adviserende macht wordt uitgeoefend door de Islamitische Diwan.
Artikel 90. De Islamitische Diwan bestaat uit gewone, buitengewone leden en gecoöpteerde leden.
Artikel 91. De gewone leden worden door de Majlis-al-Shoera benoemd en ontslagen op voorstel van de Sadr.
Artikel 92. De buitengewone leden zijn van rechtswege alle vroegere staatshoofden van de Republiek. Het is de buitengewone leden toegestaan om een ambt te vervullen in een andere staatsmacht, in dat geval zullen zij geen stemrecht hebben in de Islamitische Diwan.
Artikel 93. De gecoöpteerde leden zijn de leden die door de gewone en de buitengewone leden gecoöpteerd werden omwille van hun kennis, wijsheid of ervaring. Ze kunnen gecoöpteerd worden voor bepaalde of voor onbepaalde duur en kunnen door de gewone en de buitengewone leden ten allen tijde ontslagen worden. De gecoöpteerde leden hebben geen stemrecht.
Artikel 94. Ten minste de helft van de gewone leden moet moslim zijn.
Artikel 95. De Islamitische Diwan zal advies geven over alle voorliggende wetsvoorstellen en wetsontwerpen in de Majlis-al-Shoera.
Artikel 96. De Majlis-al-Shoera, de Regering, het Hooggerechtshof en alle andere publieke instellingen van de Republiek kunnen op eigen initiatief het advies vragen van de Islamitische Diwan.
Artikel 97. De adviezen komen tot stand met een gewone meerderheid.
Artikel 98. De adviezen van de Islamitische Diwan zijn niet bindend.
Artikel 99. De wet regelt de werking van de Islamitische Diwan. Hij kan zelf zijn interne werking regelen.
Hoofdstuk 8. Ombudsman
Artikel 100. De ombudsman wordt voor een periode van 18 maanden gekozen door de kiesgerechtigde burgers, de verkiezing wordt geregeld bij wet.
Artikel 101. De ombudsman is bevoegd om naar aanleiding van klachten van burgers een onderzoek in te stellen naar de handelingen van publieke instellingen en -ambtenaren, een en ander nader bij de wet te regelen.
Artikel 102. De ombudsman brengt ten minste om de 2 maanden verslag van zijn werkzaamheden uit aan de Majlis-al-Shoera.
Artikel 103. Bij de wet kan de nationale ombudsman ook bevoegd worden verklaard ten aanzien van andere openbare lichamen van de Republiek.
Hoofdstuk 9. Internationale betrekkingen
Artikel 104. De Islamitische Internetrepubliek wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring door de Majlis-al-Shoera.
Artikel 105. De Sadr is de protocollaire vertegenwoordiger van de Islamitische Internetrepubliek in het buitenland. De Regering is verantwoordelijk voor de dipmomatieke betrekkingen binnen de grenzen bepaald door de wet.
Artikel 106. Enkel de Majlis-al-Shoera kan de oorlog verklaren.
Hoofdstuk 10. Financiën
Artikel 107. Het vragen en het betalen van intrest is verboden. De wet regelt de vervolging en de bestraffing ervan.
Artikel 108. Belastingen van het rijk worden uitsluitend geheven uit kracht van een wet.
Artikel 109. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt bij wet vastgesteld op voorstel van de Regering.
Artikel 110. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk wordt aan de Majlis-al-Shoera gedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet.
Artikel 111. De wet regelt het geldstelsel.
Hoofdstuk 11. Lokaal bestuur
Artikel 112. De bevoegdheden van de departementen en andere lokale besturen worden geregeld door de wet.
Artikel 113. De Islamitische Internetrepubliek telt zeventien departementen: ANTWERPEN, DRENTE, FLEVOLAND, FRIESLAND, GELDERLAND, GRONINGEN, NOORD- EN VLAAMS-BRABANT, NOORD- EN ZUID-HOLLAND, NOORD- EN ZUID-LIMBURG, OOST- EN WEST-VLAANDEREN, OVERIJSSEL, UTRECHT EN ZEELAND.
Artikel 114. De Islamitische Internetrepubliek telt één overzees gebied: NIEUW-BATAVIË.
Artikel 115. De Islamitische Internetrepubliek telt één hoofdstedelijk gewest: BRUSSEL.
Hoofdstuk 12. Herziening van de Grondwet
Artikel 116. Een wet ter herziening van de grondwet dient door de Majlis-al-Shoera te worden goedgekeurd met een twee derde meerderheid.
Artikel 117. De Sadr zal de wet ter herziening van de grondwet pas bekrachtigen nadat zij werd goedgekeurd door het volk in een bindend referendum.
Hoofdstuk 13. Overgangsbepalingen
Artikel 118. De Islamitische Internetrepubliek zal in rechte en in feite optreden als de opvolger van de Virtuele Republiek der Verenigde Provinciën der Nederlanden en van de Republiek der Nederlanden in alle buitenlandse en binnenlandse betrekkingen.
Artikel 119. Op het moment dat deze grondwet in werking treedt, worden alle wetten, besluiten en regelgeving opgeheven, met uitzondering van de internationale verdragen.
Artikel 120. Op het moment dat deze grondwet in werking treedt, zullen de Regering en de Voorzitter van de Republiek met onmiddellijke ingang ontslag nemen, en zal de Nationale Vergadering ontbonden worden.
Artikel 121. De kieskommissie zal de verkiezingen voor de Majlis-al-Shoera en voor de Sadr organiseren en bepaalt zelf de regels ervan. De kieskommissie zal bestaan uit Frans, Vader des Vaderlands, en Revolutionair Leider Jef Vermussen.
Artikel 122. Wanneer er minder dan vijf leden van de Majlis-al-Shoera zijn, hoeven de viziers geen ontslag uit de Majlis-al-Shoera te nemen, maar blijven ze hun zetel en de daaraan verbonden stemrechten behouden.
Goedkeuring
Grondwet van de Derde Republiek
The Constitution of the Third Republic was in fact an amendment of the Constitution of the Second Republic.
Instelling | Goedkeuring op |
---|---|
Nationale Vergadering | 2010-06-04 |
Referendum | 2020-06-11 |
Eerste Amendement
The Constitution of the Third Republic was amended only once, establishing the Fourth Republic.
Instelling | Goedkeuring op |
---|---|
Majlis-al-Shoera | 2020-11-19 |
Sadr | 2020-11-19 |
Referendum | 2020-11-30 |