Supreme Court of New Batavia/2020-12-13
The President v. the Majlis-ash-Shoera | |
Supreme Court of New Batavia | |
Plaintiff | Saladin, President of New Batavia |
Defendant | Frans, plenipotentiary |
Presiding | Abdullah van Nedersticht, Chief Justice |
Date | 2020-12-13 |
Holding | {{{holding}}} |
Vonnis
Het Hooggerechtshof van de Republiek Nieuw Batavië
Opinie van het Hof inzake de zaak President versus de Majlis-ash-Shoera
Het voorgelegde vraagstuk is of het verdrag van vriendschap en non-aggressie tussen Hurmu en Nieuw Batavië in strijd is met de grondwet. De vraag richt zich niet op de inhoud van het verdrag, maar op de taal waarin dit is opgesteld, namelijk het Engels.
Artikelen 103. en 104. van de grondwet zetten het protocol tot opstelling van een verdrag met een buitenlandse mogendheid uiteen. De heer Frans heeft namens de regering onderhandeld, in lijn met artikel 104., en de Majilis-ash-Shoera heeft het hieruit volgende verdrag goedgekeurd waardoor de Republiek krachtens artikel 103. gebonden is aan dit verdrag. Het Hof ziet in de gevolgde procedures geen reden tot afwijzing.
De taal waarin het verdrag is opgesteld is van geen belang tijdens onderhandelingen, tot aan de ratificatie van de Majlis-ash-Shoera. Krachtens de grondwet, artikel 46.ii is een verdrag een [Nieuw-]Bataafse wet. Alhoewel de grondwet dit niet nader specificeert, is het oordeel van het hof dat de ratificatie van een internationaal verdrag, krachtens artikel 103. dit verdrag tot de status van Nieuw Bataafse wet verheft.
Vanaf het moment van bekrachtiging is dit verdrag dus een wet in Nieuw Batavië, en dient daarbij overeen te komen met de principes in de grondwet.
Artikel 6. van de grondwet stipuleert dat de taal van de Republiek het Nederlands is; Artikel 30. stelt dat elke burger het recht heeft om zich te informeren over de overheidsdiensten en om openbare documenten in te kijken; Artikel 19. stelt dat allen gelijk zijn voor de wet en zonder onderscheid aanspraak hebben op gelijke bescherming door de wet.
Daar in de Republiek krachtens Artikel 6. slechts veronderstelt mag worden dat haar burgers het Nederlands beheersen, volgt dat Artikel 30. niet gewaarborgd kan worden wanneer een wet der Republiek niet in het Nederlands beschikbaar is. Dit resulteert in een ongelijke behandeling tussen hen die het Engels machtig zijn, en hen die dit niet zijn. Het is dus in strijd met de grondwet een wet slechts in het Engels te publiceren.
Het Hof doet de volgende uitspraken:
1. De heer Frans en de Majlis-ash-Shoera hebben gehandeld in lijn met de grondwet in het onderhandelen en ratificeren van het verdrag, volgend Artikelen 103. en 104. van de grondwet.
2. Na ratificatie van het verdrag dient de regering een Nederlandse versie te verstrekken ter waarborging van Artikel 30. van de grondwet, gelet Artikel 6. en Artikel 19.
3. Tot de regering uitspraak 2. opvolgt, is het verdrag in tegenspraak met de grondwet, en niet rechtsgeldig.
Dit is de opinie van het Hooggerechtshof van de Republiek Nieuw-Batavië, geleverd de 13.12.2020 door haar voorzitter, Opperrechter Abdullah van Nedersticht.