This is a New Batavia article. Click here for more information.

Laws of New Batavia/Gerechtelijk wetboek 2021

From MicrasWiki
< Laws of New Batavia
Revision as of 14:40, 10 December 2021 by Frans (talk | contribs) (→‎Originele versie: opmaak: hoofdstukken vet)
Jump to navigationJump to search

Coat of arms of New Batavia.png

Law of New Batavia

Gerechtelijk wetboek 2021
Islamic Diwan positive
Majlis-ash-Shoera 2021-05-27
President 2021-05-28
Executive Decrees

Gecoördineerde versie

n.v.t.

Originele versie

Boek 1: Algemene bepalingen, soorten rechtszaken

Artikel 1.1: Het opschrift van dit wetboek luidt: Gerechtelijk wetboek 2021.

Artikel 1.2: Dit wetboek regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikelen 21, 22, 23 en hoofdstuk 6 van de grondwet.

Hoofdstuk 1: Burgerlijke zaken

Artikel 1.3: Een burgerlijke rechtszaak is een rechtszaak waarin één of meer personen of entiteiten zich benadeeld voelen door één of meer andere personen of entiteiten. De aangerichte schade en de schadeloosstelling staan in deze zaken centraal.

Artikel 1.4: In burgerlijke zaken moet de eisende partij kunnen aantonen dat zij benadeeld is geweest of schade heeft geleden.

Artikel 1.5: Ten minste één der partijen moet een ingezetene van de Republiek zijn of een in de Republiek gevestigde rechtspersoon.

Artikel 1.6: De rechter kan beslissen dat de verwerende partij een rechtzetting moet doen en/of een schadevergoeding moet betalen. Deze schadevergoeding zal billijk zijn, in overeenstemming met de wet, het geleden nadeel en het gewoonterecht.

Hoofdstuk 2: Strafzaken

Artikel 1.7: Een strafzaak is een zaak waarin iemand ervan beschuldigd wordt bij wet strafbare feiten te hebben gepleegd. De strafbare feiten en de bestraffing ervan staan in deze zaken centraal.

Artikel 1.8: In strafzaken is de eisende partij de vizier bevoegd voor justitie of een door hem benoemde Openbare Aanklager, die het volk van de Republiek vertegenwoordigt.

Artikel 1.9: Burgers kunnen zich in strafzaken burgerlijke partij stellen en schadevergoeding eisen voor de geleden materiële en morele schade.

Artikel 1.10: Ofwel het slachtoffer, ofwel of de verdachte, dit is de verwerende partij, ofwel allebei, moeten ingezetene van de Republiek zijn of een in de Republiek gevestigde rechtspersoon.

Artikel 1.11: Wanneer de rechter de schuld van de verwerende partij bewezen acht, kan hij een straf uitspreken. Deze straf zal billijk zijn, in overeenstemming met de wet en het gewoonterecht.

Hoofdstuk 3: Administratieve zaken

Artikel 1.12: Een administratieve zaak is een zaak waarin wordt nagegaan of publieke ambtenaren of openbare instellingen hun wettelijke bevoegdheden niet hebben overschreden en of ze de wettelijke procedures juist gevolgd hebben. In deze zaken staat de bevoegdheidsverdeling tussen de instellingen van de Republiek of de wettigheid van regelgeving centraal.

Artikel 1.13: Een administratieve zaak kan worden aangespannen door alle burgers van de Republiek en rechtspersonen die hun zetel in de Republiek hebben. De eisende partij moet niet kunnen aantonen dat ze benadeeld is geweest of schade heeft geleden.

Artikel 1.14: Indien publieke ambtenaren of openbare instellingen hun wettelijke bevoegdheden hebben overschreden of indien ze de wettelijke procedures niet gevolgd hebben, zal de rechter de rechtzetting ervan bevelen, of de vernietiging van een wet of een andere regel bevelen.

Boek 2: Verloop van een procedure

Hoofdstuk 1: Verzoekschrift en partijen

Artikel 2.1: Diegene die de rechtszaak inleidt, wordt de eisende partij genoemd.

Artikel 2.2: Diegene tegen wie de rechtszaak ingespannen is, wordt de verwerende partij genoemd.

Artikel 2.3: Om een zaak in te leiden, dient de eisende partij een nieuw onderwerp te starten in het subforum van de bevoegde rechtbank. De titel van het onderwerp moet als volgt opgebouwd zijn: X vs. Y, waarbij X de naam of namen van de eisende partij is en Y de naam of namen van de verwerende partij.

Artikel 2.4: De eisende partij dient aldus een verzoekschrift in bij de bevoegde rechtbank. Het verzoekschrift bevat een beknopte motivering.

Artikel 2.5: De rechtbank dagvaardt alle betrokken partijen.

Artikel 2.6: De rechter bepaalt op basis van het verzoekschrift of hij bevoegd is. Is hij niet bevoegd, zal hij de zaak doorverwijzen naar een andere rechtbank en eindigt voor hem de behandeling van de rechtszaak.

Artikel 2.7: Ook andere personen of organisaties kunnen vrijwillig tussenkomen in een rechtszaak. Binnen de tijdspanne bepaald door de rechter, plaatsen zij daarvoor een bericht op het subforum van de rechtbank met hun motivatie. Als de rechter hen toestaat in de rechtszaak, zijn zij naargelang hun vraag een vrijwillig tussenkomende eisende partij of een vrijwillig tussenkomende verwerende partij.

Artikel 2.8: Elke partij kan zich laten vertegenwoordigen door een raadsheer.

Artikel 2.9: Wanneer de rechter van oordeel is dat alle partijen gekend zijn, opent hij formeel het proces.

Hoofdstuk 2: Verloop van het proces

Artikel 2.10: De rechter vraagt aan de eisende partij om zijn eisen of aanklachten omstandig uiteen te zetten, en hiervoor de nodige wetteksten en bewijzen aan te halen.

Artikel 2.11: In de eerste 48 uur na het openen van het proces, krijgt de eisende partij de kans om zijn klacht uit te leggen en te funderen door het voorleggen van bewijzen.

Artikel 2.12: In de 48 uur die volgen op het uitleggen van de klacht door de eisende partij, krijgt de verwerende partij de kans om te reageren op de door de eisende partij geformuleerde klacht en op diens bewijzen. De verwerende partij krijgt dan ook de kans om zelf nieuwe bewijzen of argumenten voor te leggen.

Artikel 2.13: In de 48 uur die volgen op de repliek van de verwerende partij, krijgt de eisende partij de kans om op de door de verwerende partij voorgelegde bewijzen en argumenten te repliceren. Nieuwe bewijzen kunnen echter niet meer voorgelegd worden, behoudens uitdrukkelijke toestemming van de rechter.

Artikel 2.14: In de 48 uur die volgen op deze laatste repliek van de eisende partij, krijgt de verwerende partij de kans om een laatste maal te repliceren op de stelling van de eisende partij. Nieuwe bewijzen kunnen echter niet meer voorgelegd worden, behoudens uitdrukkelijke toestemming van de rechter.

Artikel 2.15: De vrijwillig tussenkomende eisende partij en de vrijwillig tussenkomende verwerende partij krijgen in voorkomend geval de tijd (zoals de rechter hen die toebedeeld heeft bij het begin van het proces) om te repliceren en te argumenteren. Hierop krijgen respectievelijk de verwerende - en de eisende partij opnieuw de kans om te repliceren.

Artikel 2.16: De rechter kan gedurende heel het proces vragen stellen aan de betrokken partijen en zelf onderzoeksdaden stellen.

Artikel 2.17: Na een laatste repliek van de verwerende partij, worden de debatten gesloten en kan geen enkele partij nog tussenkomen. De debatten kunnen heropend worden door de rechter, maar slechts na een uitdrukkelijke, met nieuwe feiten gemotiveerde vraag die uiterlijk de dag voor het vellen van het vonnis geformuleerd wordt aan de rechter. Als de rechter beslist om de debatten te heropenen, beslist de rechter autonoom wie nog argumenten mag posten en hoeveel tijd die partij daarvoor krijgt.

Hoofdstuk 3 [bis]: Bijzondere gevallen

Artikel 2.18: Als een partij niet in de mogelijkheid was om op het gepaste tijdstip te repliceren, dan kan die partij zich rechtstreeks tot de rechter richten om alsnog de kans te krijgen te repliceren of te argumenteren. De partij dient haar vraag aan de rechter te motiveren.

Artikel 2.19: De rechter kan het verloop van het proces versnellen wanneer hij vaststelt dat de partijen hun zeg gedaan hebben. De termijnen hoeven in dat geval niet helemaal voldaan worden.

Artikel 2.20: De rechter kan besluiten om de loop van het proces tijdelijk op te schorten wanneer één der partijen vraagt om een minnelijke schikking. Een minnelijke schikking wordt door de partijen onderhandeld achter gesloten deuren onder leiding van de rechter. Wanneer de rechter van oordeel dat geen minnelijke schikking bereikt zal worden, zal hij het proces verder zetten.

Hoofdstuk 3: Minachting van het gerecht

Artikel 2.21: Worden beschouwd als minachting van het gerecht:

a tussenkomsten van personen die geen spreekrecht hebben in de in behandeling zijnde rechtszaak;

b tussenkomsten op ogenblikken dat dergelijke tussenkomst niet is toegestaan;

c het negeren van bevelen en waarschuwingen van de rechter.

Artikel 2.22: Elke minachting van het gerecht kan bij een eerste overtreding door de rechter naar eigen inzicht onmiddellijk bestraft worden.

Hoofdstuk 4: Het vonnis

Artikel 2.23: Het vonnis moet voldoen aan de volgende voorwaarden om rechtsgeldig te zijn:

a Het vonnis moet de identiteit van de partijen bevatten en hun hoedanigheid als eisende of verwerende partij.

b Het vonnis moet vermelden of de aanklacht aanvaard wordt of niet. Indien de aanklacht aanvaard wordt, moeten de wetsartikelen waarop de aanklacht gebaseerd is, vermeld worden.

c Het vonnis moet vermelden of de rechter zich bevoegd acht voor het behandelen van de zaak.

d Het vonnis moet beargumenteerd zijn.

e Ten slotte volgt de uitspraak ten gronde.

Artikel 2.24: Het vonnis wordt uitgesproken in het openbaar.

Artikel 2.25: Niemand kan zonder voldoende bewijs gedwongen worden iets te doen of gestraft worden. In geval van twijfel volgt de vrijspraak.

Artikel 2.26: Elk vonnis kan slechts één maal uitgevoerd worden.

Hoofdstuk 5: Beroep

Artikel 2.27: Ten laatste 1 week na het bekendmaken van het vonnis kan een partij of een rechtspersoon die door het vonnis getroffen wordt, in beroep gaan tegen het vonnis.

Artikel 2.28: Het beroep moet officieel gemeld worden in een nieuw onderwerp in het subforum van de bevoegde rechtbank. Het verzoekschrift in beroep hoeft niet gemotiveerd te worden.

Artikel 2.29: Er is geen beroep mogelijk tegen zaken die reeds in beroep behandeld werden.

Artikel 2.30: De beroepszaak moet behandeld worden door een andere rechter dan in eerste aanleg.

Artikel 2.31: Het verloop van het beroep is identiek aan het verloop van het proces in eerste aanleg.

Artikel 2.32: Tijdens de beroepsprocedure kunnen nieuwe bewijsmaterialen en nieuwe argumenten aangebracht worden, maar een nieuwe eis kan door geen van beide partijen gesteld worden. Voor nieuwe eisen dient een nieuw proces in eerste aanleg gestart te worden.

Artikel 2.33: Het vonnis van de rechter in beroep moet gesteld zijn conform de voorwaarden gesteld voor eerste aanleg. De rechter kan in beroep een nieuwe uitspraak ten gronde doen, of hij kan bevelen dat het proces in eerste aanleg wordt overgedaan. In dat laatste geval moet het proces worden voorgezeten door een andere rechter dan in eerste aanleg.

Artikel 2.34: Tegen het vonnis van het Hooggerechtshof is geen beroep mogelijk, een partij kan echter wel een verzoek indienen om de zaak te heropenen wanneer er nieuwe bewijzen of belangrijke nieuwe ontwikkelingen zijn. De rechter beslist autonoom of een zaak heropend kan worden of niet.

Boek 3: Hoven en rechtbanken

Artikel 3.1: In de Rechtbank van Eerste Aanleg worden alle zaken behandeld, met uitzondering van de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 3.2: Het Hooggerechtshof is bevoegd voor beroepszaken en in eerste aanleg voor de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en andere algemeen verbindende voorschriften, verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 3.3: Wanneer er geen rechter aanwezig of bevoegd is bij de Rechtbank van Eerste Aanleg, zal het Hooggerechtshof de zaak behandelen.

Artikel 3.4: De rechters in Eerste Aanleg zijn in hun vonnis gehouden eerdere interpretaties van het Hooggerechtshof te volgen wanneer het over gelijkaardige zaken handelt.

Artikel 3.5: Een interpretatie van het Hooggerechtshof kan voor toekomstige zaken gewijzigd worden:

a door de wet;

b door het Hooggerechtshof in een nieuwe zaak.

Boek 4: Benoeming van rechters

Artikel 4.1: De leden van de Majlis-ash-Shoera krijgen, nadat zij van de President het voorstel tot benoeming ontvingen, gedurende 7 dagen de kans om de kandidaat te ondervragen alvorens de stemming over de benoeming zal aanvangen.

Artikel 4.2: Er kunnen meerdere rechters per rechtbank benoemd worden, in dat geval moet één van de rechters tot voorzitter benoemd worden. De benoeming tot voorzitter gebeurt door de Majlis-ash-Shoera op voorstel van de President.

Artikel 4.3: De voorzitter van een rechtbank bepaalt welke rechter welke zaak voorzit, verdeelt de taken tussen de rechters, of deelt de rechtbank op in een burgerrechtelijke - , een strafrechtelijke - en een bestuursrechtelijke kamer.

Artikel 4.4: Een rechter kan slechts rechter zijn van één rechtbank.

Amendementen

n.v.t.

Stukken